Oktober is voorbij gevlogen met de
keukenrenovatie bij de Dixons in Los Angeles. Er werden keukenkastjes
uit elkaar geslagen, aanrechtstukken uitgerukt, en de vloer –
houten steunbalken, dwarsplanken, en twee lagen triplex – is
verwijderd met een cirkelzaag en drie maten breekijzers. Planken die
vroeger door termieten zijn leeggegeten (en slim door de vorige
eigenaar met triplex bedekt, later het triplex weer aangegeten dus
nog een laag triplex) zijn door nieuwe vervangen en de vloer is
vervolgens betegeld, de muren en het plafond zijn gerepareerd, Henk
is een paar keer onder het huis gekropen *jakkes* voor nieuw
elektriek, de gaslijn is verlegd, de nieuwe kastjes zijn in elkaar
gezet en opgehangen, de koelkast en de vrieskast zijn lekker schoon
gemaakt en naar hun nieuwe plek gesleept, en de dumpster is volledig
vol geladen. Intussen regelde Deirdre het huiselijke leven vanuit een
kampeerkeukentje en picknicktafel op het terrasje achter, en de
kinderen vonden de minder-dan-gewoonlijke supervisie geweldig. Het
huis heeft dus een serieuze beurt nodig en wij, de werkploeg, willen
een serieus weekje vakantie. Dus, op weg naar het Death Valley
Nationale Park! Het is maar een paar uur hier vandaan, dus prima te
doen.
Zondag 8 november
We ontsnappen om een uur of tien via
route 14, vanuit Acton in Soledad Canyon waar onze “gewoonlijke”
camping is. Voor we Palmdale bereiken, drie kwartier later, hebben we
al besloten waar we iets gaan eten tussen de middag – eigenlijk
nogal voor de middag ;) - bij Lupe's, tegenover de Home Depot. We
hebben dit mini-restaurantje een paar weken geleden ontdekt. Het is
zo in een hoekje verstopt dat je het nauwelijks kan vinden, twee keer
het blok om voordat Henk het zag. Ontzettend lekker eten, alles zelf
gemaakt inclusief de tortillas, door de opa en de twee vrouwkes (ik
denk zijn vrouw en dochter) bereid in de keuken achterin en
geserveerd voorin. Je kan ook bestellen voor een feestje. We vragen
ons af of tamales geschikt zijn voor Thanksgiving ;)
De pret begint als we van het Home
Depot parkeerterrein weg willen rijden, en we merken dat een van de
“kelderdeuren” (de bergplaats onder de leefruimte) open staat.
Gelukkig is het een lege bergruimte. Het blijkt dat de het slot
vastzit in de gesloten positie met de deur in de open positie. Hoe in
hemelsnaam? Geen idee! Maar goed, Henk heeft zijn gereedschap... het
plaatje achter het slot komt eraf an na een aantal pogingen heeft hij
de pin weer op zijn plaats. We zijn dankbaar dat we al zo vlug voor
lunch gestopt zijn, anders was dit op de grote weg gebeurd...
Terug op 14 en dan 395, noordoost, door
het stadje Mojave tot we bijna in Lone Pine zijn. Eenzame Denneboom,
een prachtige naam voor een stadje. We zijn hier ten oosten van
Sequoia National Park, recht achter de Sierra Nevada, de ruggegraat
van Californie en de bergen waarvan de sneeuw voor het water van Los
Angeles zorgt. Hopelijk dit jaar meer dan de afgelopen, oh, tien jaar
of zo. Achter deze rug valt er natuurlijk nog minder regen/sneeuw,
dus is het hier echte woestijn. Er wacht ons nog een kleiner
bergruggetje en dan voila, Death Valley.
We slaan af naar het oosten op route
190 om de Argus rug over te steken op weg naar de Furnace Creek
camping beneden in de vallei. We kijken van tevoren in de atlas of
deze route aangeraden wordt voor vrachtwagens en bussen (dus ook
kampeerbussen) en ja hoor, de weg heeft een groene schaduw, dus we
zitten goed. We ontspannen lekker en genieten van het Mohave
woestijnlandschap. Omdat Argus een bergrug is is het te verwachten
dat er een pas is, maar het ziet er op de kaart goed uit, geen
haarspeldbochten. Bovenop de pas, 1200m boven zeeniveau, stoppen we
om het dal in te kijken. Zo mooi!
En dan zien we de weg, die vrolijk heen
en weer naar beneden slingert... hmmm... en wacht even... er ligt nog
een andere bergrug tussen... Henk werkt met de bergversnelling en de
uitlaatrem om de gewone remmen te sparen terwijl we van de Argus
afdalen. Er staan kleine bordjes langs de weg, iedere 300m. We dalen
van 1200 naar 600 de Paramint Vallei in, dan omhoog tot 1500m de
Paramint Range over, en dan straks uiteindelijk Death Valley in, waar
het 85m of zo onder zeeniveau is. De bergen hebben een strenge
schoonheid. De weg omhoog is knap steil, de bus haalt hier en daar
nauwelijks 45 km/u, en Henk leunt zwaar op het pedaal.
Maar we halen het niet naar zeeniveau
en Furnace Creek. Als we eenmaal over de Towne Pass zijn, aan de
oostkant van de Paramint rug, zien we een veeg teken: een bordje
waarop staat, pas op, de volgende 28 km naar beneden een helling van
6 tot 8%. Achtentwintig km!?! De bergversnelling en de uitlaatrem
helpen niet genoeg en ongeveer halverwege beginnen de voorwielremmen
te roken. We wijken uit op een uitwijkstrook voor drie kwartier om ze
af te laten koelen en zodoende missen we onze kans om voordat het
donker wordt bij furnace Creek aan te komen. Dus stoppen we een
kilometer of drie verderop, in Emigrant, bij een piepklein
kampeerterreintje – alleen tenten! We vallen nogal op... We bieden
onze buurtjes onze verontschuldigingen aan voor de
verbrande-rubber-stank nadat Henk de bus van 12 meter een tentplekje
in manouvreert. Dit was beslist niet de goede route! We voelen ons
nogal stom. Maar we hadden het nagekeken. Niet iets waar we van
tevoren achter hadden kunnen komen :(
Maandag 9
november
We wachten even
tot de meeste tenters weg zijn en dan draait Henk de bus achteruit
ons tentplekje af. Nog een paar kilometers van 6% en dan zien we de
Stovepipe Wells Camping. Er is plek zat voor kampeerbussen. We
besluiten meteen hier te blijven, want, we kunnen wanner dan ook met
de losse auto prima naar het bezoekerscentrum bij Furnace Creek, en,
we bibberen nog na van gisteren. Het is hier heerlijk rustig met een
enorme blauwe hemel boven ons van noord naar zuid, en prachtige
bergruggen in de verte oost en west. We pakken een en ander uit,
maken een bakje koffie, en gaan dan op weg naar het bezoekerscentrum
om te zien wat er hier zo al niet te doen is. We merken dat er
ontvangst is voor onze mobieltjes, maar alleen voor smsjes; we
bewonderen de enorme reliefkaart; luisteren naar de ranger's
babbeltje over zonneenergie; en kiezen wat we 's middags gaan doen,
een ritje naar Zabriskie Point en Dante's View. De weg draait van
zuid naar zuidoost achter een klein bergruggetje langs, de Zwarte
Berg of zo iets. Eerst naar Zabrinskie, waar we parkeren en het
geplaveide pad oplopen naar de uitkijkplek. Prachtig uitzicht maar
winderig. Een stukje verderop slaan we af bij een zandweg die ons
naar Dante's View brengt, zachtjes omhoog met het glooiende terrein
achter de zwarte Berg, het laatste stuk steil omhoog, en dan zijn we
op een (koud en erg winderig) parkeerterreintje bovenop. Het is hier
bijna 1800m hoog, en we hebben een fantastisch uitzicht op het
Badwater stuk van Death Valley – de zoutvlakte die op -85m ligt –
en op de Paramint Range aan de overkant. Het is overwelmend mooi. En
koud.
Dinsdag 10
november
Een vrouwtje bij
het bezoekerscentrum gisteren vertelde ons dat Titus Canyon erg mooi
is, en dat is ons plan voor de ochtend. Je komt er alleen via een
eenrichtingsverkeer-zandweg (kiezelweg?) die in Nevada begint, een
stukje voorbij de oostgrens van het nationale park. We rijden eerst
nog een stukje verder door naar Beatty, een gehucht met een
benzinestation en geen grootkruidenier, maar wel mobielontvangst! We
vullen de tank, kijken dus eerst even naar onze email en Facebook ;),
en dan rijden we terug naar de Titus-zijweg. Het begint als een
hobbelige en saaie weg door de woestijn, maar dan rijden we het
bovenste deel van de kloof in. De weg draait en slingert, we botsen
heen en weer, en na iedere bocht is het prachtiger en nog prachtiger.
De bergmuren zijn rood, groen, zwart, goud; de zandweg is zo nauw, zo
vol met gaten, en nauwelijks uit de bergmuur gebeiteld... We zien (en
stoppen om te kijken of we onze ogen kunnen geloven) grote
hagelstenen, ze zijn nogal zacht maar beslist hagelvormig, niet
sneeuwvlokken. Er hingen hier grijze wolken vanochtend. Blijkbaar is
er wat uit gevallen :)
Na het hoogste
punt liggen er een paar, duidelijk verlaten, mijnen langs de zandweg:
eerst werd er koper uit gehaald, toen lood, en nu is het een ghost
town. We eten onze lunch voor de schaft van de eerste die we tegen
komen. Een stukje verder begint het laatste stuk van de kloof, een
“slotcanyon”, met zijn hoge, steile, gesteenhouwde muren en
smalle vloer. We rijden door de kiezels onderin de kloof waar, als
het regent, de plotselinge overstromingen woedend de stenen en
steentjes meesleuren. Daar zit je liever niet tussen. Die regenwolken
vanmorgen – het is toch wel goed, he, want het hek aan het begin
van onze zandweg was open? - maar toch zijn we opgelucht als we
ineens uit de kloof breken en weer in de zon staan op de warme
velleivloer. Dat was leuk, op een beetje enge manier. Een beetje eng
op een leuke manier. Er is wat te beleven in de wereld!
Van hier rijden
we naar het noorden naar Scotty's Kasteel toe. Dit is normaal een
toeristenattraktie, maar het is nu dicht vanwege een enorme storm
mid-oktober. Het is in een andere kloof, en is inderdaad bedolven
onder modder, stenen, en troep. Het gaat maanden duren voor ze het
opgeruimd hebben. We zijn echter niet op weg naar Scotty's; nee, we
zijn van plan een vulkaan aan onze verzameling toe te voegen: de
askegels van de Ubehebe en Kleine Hebe kraters. De een is 2000 jr oud
en de andere 500. Nauwelijks dood! Er loopt een pad rond de bovenrand
van allebei, aan elkaar verbonden, dat lijkt een leuke wandeling,
maar een paar kilometer. Dus knarsen we steil omhoog door de
askorrels, een uitputtend stuk van driekwart km. Hier hebben we er
toch niet zo'n zin in, want het is heel, heel erg koud en heel, heel,
heel winderig. We surfen over de askorrels terug naar beneden en
klimmen gauw in de auto die door de zon lekker warm is gehouden. De
termometer van de auto zegt 7 graden C. Plus de windfaktor. Brrr.
Woensdag 11/11
Vandaag staan er
een heel stel korte wandelingetjes op het programma. Eerst rijden we
naar Badwater, het verst naar het zuiden, om ons op de zoutvlakte te
wagen. Dit doen we vroeg in de morgen, want daar is het altijd het
heetst. Het mag hoger in de bergen koud zijn, maar hier is het een
lekker warme ochtend. Na het vlonderpad en het eerste stuk van de
vlakte waar de meeste mensen op het zout wandelen, gaan we nog een
klein stukje verder. Hier lopen we op vochtig zout met pluizige
mini-zoutkristalletjes. De regen van gisteren heeft wat zout opgelost
en nu is het gelijk weer aan het uitkristalliseren. Henk schiet een
paar plaatjes van grotere kristallen die in piepkleine plasjes brak
water groeien. Verbazingwekkend.
Voorbij Badwater
naar het zuiden is de weg afgesloten vanwege dezelfde oktober storm.
We keren dus om – al onze andere wandelingetjes zijn verder naar
het noorden, nogal verspreid, op weg terug naar de camping – en we
gaan op weg naar Golden Canyon. Dit is weer een “slot”kloof, deze
met (je raadt het al) goudkleurige muren. We zien ?borax? aders in
het steen? Het is in ieder geval niet kwarts, het heeft een andere
struktuur.
De volgende halte
is bij het Furnace Creek bezoekerscentrum en we eten in de schaduw.
Er komt muziek van het terrasje, waar de ranger een praatje over
hagedissen gaat houden; de ranger komt dus maar naar ons toe bij de
picknicktafels. Ze heet Naomi en is een interessant mens. Ze vertelt
ons over de agent 007 hagedis en de Beach Boy hagedis – nee, niet
hun echte naam ;) - en gebruikt Rodney de plaatselijke roadrunner als
voorbeeld van waar die voedsel voor zijn. Ze legt ook uit waarom er
muziek is: blijkbaar is er een groep mensen (ze rolt haar ogen rond
en hoopt dood te gaan voor ze er lid van wordt), die zichzelf de
49ers noemen, en de tweede week in november komen ze samen in Death
Valley om eer te doen aan de herinnering dat, ja, inderdaad, in 1849,
er een groep goudgravers op weg was naar Californie, die eigenwijs de
verkeerde route namen ondanks dat ze gewaarschuwd waren. Naomi vind
niet echt dat die mensen, die zich hun eigen lot op de hals hebben
gehaald, het verdienen om herinnerd te worden ;). Ze zijn niet eens
onderweg dood gegaan of zo, moppert ze ;) Er is er een hulp gaan
halen en die kwam terug met extra eten, dus het was echt niks
bizonders, zegt ze nog ;) Dit verklaart, tussen haakjes, dat er
zoveel kampeerbussen staan op de camping bij Furnace Creek. We zijn
blij dat we in Stovepipe Wells staan!
Onze volgende
parkeerplaats is bij het Harmony Borax fabriekje, zoiets dat je moet
zien omdat het deel van de plaatselijke geschiedenis is, maar
interessant, nuh. Dus maar snel op naar onze laatste wandeling: Salt
Creek. Anderhalve kilometer over de vloer van de woestijnvallei naar
een opening tussen twee heuveltjes. Hier is een lang vlonderweggetje
aangelegd in de vorm van een lollie door een verrassend groen
mini-dalletje. De bordjes leggen alles uit over zoetzuurkruid
(pickleweed), dat het teveel aan zuit opslaat in zijn dikke ronde
blaadjes, en als het te zout wordt gewoon een nieuw blaadje groeit;
en over pupfish, die in water kunnen leven dat vier keer zo zout is
als de zee. We horen water druppelen onder het vlonder en we zien een
klein stroompje verschijnen en verdwijnen tussen de planten. Het is
hier magisch... Er waadt een schattig klein Virginia roerdompje in
het beekje, en waar het vlonder de bron van het beekje oversteekt
kijken we of we pupvisjes zien. Nee, maar wat we wel zien zijn
voetsporen van een reiger in het zand op de bodem. Geen wonder dat er
geen visjes te zien zijn ;)
Na het eten
rijden we terug naar Beatty omdat Henk een telefoonvergadering heeft
voor Destination Imagination. Ik ben van plan een blogpost te
schrijven en in te sturen, maar zoals gewoonlijk schrijf ik veel te
veel. Misschien vrijdag.
Donderdag 12
november
Direct na het
ontbijt trekken we Mosaic Canyon in, die vlakbij de camping ligt. Het
is weer een slot canyon, deze keer met brede dalletjes tussen de
nauwe stukken. Er zijn fantastische gladde, gepolijste breccia
kloofmuren, met de kiezels en steenbrokken die in de zandsteen
vastzitten net zo glad afgesleten als de rest van de kloofmuur. We
genieten van de kloof terwijl we door de kiezels lopen in het laagste
stuk, klauteren over glibberige gepolijste steenhellingen, weer een
stuk kiezels, dan klimmen we om rotsen heen die de kloof versperren.
Nog twee steile en nauwe glibbersteen klauterpartijen later vragen we
ons af waarom, en we draaien ons om om weer van de kloof te genieten
op de terugweg. Er zijn hier heel weinig planten, en die we zien zijn
piepklein en groeien in gekke piepkleine rotsscheurtjes.
's Middags rijden
we weer naar het bezoekerscentrum, waar Naomi ons, een klein groepje
vogelliefhebbers, naar de golfclub leidt (ja, er is een golf club) om
te zien of er vogels zijn. Drie uur 's middags, klaagt ze, ze geven
me drie uur op het schema, wat voor vogels zie je nou om drie uur 's
middags? Terwijl ze moppert vliegt er een witte duif over haar hoofd,
dan een vlucht spreeuwen. We horen een specht. Rodney de roadrunner
komt kijken, laat ons zijn mooie kuif zien, uit op een versnapering?
Nee, dat mag niet. Op het uitzichtvlonder bij de vijver van de
golfclub zijn er gehoornde leeuwerikken, meerkoetjes, een houteend,
pipits, een moeraskoninkje, phoebes, en! een knalrode vermilion
flycatcher! Heel zeldzaam! Naomi en een van de vogelkenners hebben
het haast niet meer van plezier. Aan de andere kant van de vijver
zien we een coyote met zin in een hapje meerkoet, maar ze zien hem op tijd. We
blijven tot het schemert. Als we terug lopen vliegt er een Cooper's
havik over de weg, en hij/zij gaat geduldig in een klein boompje
zitten zodat we allemaal foto's kunnen nemen.
Vrijdag 13
november
Vandaag rijden we
terug naar huis. Er zijn nog meer 49ers op de Furnace Creek camping,
wat dit een goede dag maakt om weg te gaan ;) We nemen 190 naar het
oosten, dan 127 zuid, dus we gaan niet over Towne Pass heen deze keer
en trouwens ook niet echt over iets anders. Ik maak me toch zorgen over de
remmen – het is notabene vrijdag de dertiende...
Voor we route 15
bereiken bij Baker staat er een fietser aan de kant met zijn
waterflesje te zwaaien. Het is een Pool, op vakantie, op weg (alleen!
idioterik!) naar Death Valley via zandweggetjes en kan hij water van
ons kopen? We vullen al zijn flessen en flesjes, geven hem een extra
3,5 liter fles, plus een lange slok uit weer een andere fles, en
weigeren geld. Ik lees later dat het vandaag
landelijke-behulpzaamheidsdag is. We hebben er geen extra dag voor
nodig.
Eenmaal op route
15 staan we een uur stil, geen idee waarom, er vliegt wel een
helikopter en er komen zes politieauto's langs, maar er blijkt maar
een auto langs de kant te staan met zijn voorkant omhoog. We waren
bang dat het een dodelijk ongeluk was maar gelukkig niet. Misschien
een gewapende bankrover ;)
Vanavond zijn we
de enige kampeerders op een provinciaal park campinkje in San
Bernardino/Victorville. Morgen nemen we de auto naar Redlands voor
Dest.Imag., en daarna gaan we noordwaarts terug naar Palmdale, via
138 die achter de San Gabriel bergen loopt. Op die manier hebben we
geen remmen nodig en dan kan ik ophouden met me zorgen te maken ;) We
maken volgende week wel een afspraak voor de bus voor zijn jaarlijkse
beurt. We willen morgenavond op het parkeerterrein van Walmart
slapen, want, als we in Acton op onze favoriete camping terug komen,
dan kunnen we gebruik maken van een hele goede aanbieding. Dat kan
alleen als we een hele week weg zijn geweest.
We wisten
eigenlijk niets over Death Valley behalve dat het in een woestijn
ligt en het 's zomers erg heet wordt. We hadden geen idee – we
hebben deze herfst meer natuurschoon gezien dan in een aantal gewone jaren
tezamen! Ja, het is natuurlijk woestijn in Death Valley. Creosote
struikjes, sagebush en coyotes. Niets om over naar huis te
schrijven. Maar er is zoveel prachtigs, ongelooflijk! Ik gebruik dat
woord een hoop de laatste tijd maar het is echt zo. En het is
november, dus was het ook niet te heet. Dus wat we gaan doen is in de
lente of volgend jaar in de herfst terug komen. We zien het wel
zitten voor herhaalbezoekjes... net als Yellowstone en Utah. Genoeg
om ons jaren bezig te houden.
Life is good.
De keuken ziet er weer prachtig uit!! Ik ben heel benieuwd naar alle foto's!
ReplyDelete