Saturday, April 11, 2015

winter-lente 2014-2015



Een hele lange blog post vandaag om jullie de winter in te laten halen, vier maanden later. Ik heb een paar redenen voor de vertraging, maar eerlijk gezegd zijn het meer smoesjes: de rit naar het westen was erg snel en nogal saai, ik hoormaar weinig van iemand dat ze het eigenlijk lezen, en, ik zet ook weleens iets op Facebook en dan vergeet ik het blog.
Maar afgelopen maandag waren we bij oude vrienden op bezoek, en hij, Richard, zei dat hij het leest. Hoera! Een lezer! Hoi Richard!

Daar gaat-ie dan. De rit naar het westen was erg snel en nogal saai. Beslist. We hadden de kampeerbus de hele zomer in New Hampshire omdat we ons nieuwe huisje aan het bouwen waren; en we gingen pas heel, heel laat op weg omdat het pas tegen Thanksgiving klaar was – midden november. De hele zomer zeiden we tegen de aannemer, wanneer? Wat als? Oh, eind September, ja, midden oktober, nou ja, in ieder geval voor eind oktober. Dat was goed want Henk moest op zakenreis begin november, en we willen toch niet dat Mary er in haar eentje in moet trekken, he? Ik ben er dus in mijn eentje ongeveer 12 november in getrokken. Wel met hulp van verhuizers en de drie timmerlui, leuke kerels, die hebben van alles gesjouwd en gordijnroeden opgehangen enzo. Alles was klaar behalve het balkon en het glas van de douche. Ik heb zodoende twee weken prima gedouched met een heleboel handdoeken overal over gedrapeerd. Henk was net voor Thanksgiving terug. Ik wou “thuis” zeggen, maar het voelde nog niet erg thuizig aan. Op Thanksgiving kwamen alle oostkust kinderen en kleinkinderen in het nieuwe huis eten, dus ze hebben het allemaal even gezien. Daarna moesten Henk en ik nog op de jongens van het douche glass wachten, de dinsdag erna, en zodra ze klaar waren zijn we om een uur of twee, op het nippertje, ontsnapt vlak voor de voorspelde ijs-en-natte-sneeuwstorm.

Eerst reden een stukje om via Claremont, NH, aan de grens met Vermont waar route 91 naar het zuiden gaat. Het plan was dat we zuid, dan west zouden rijden via Scranton, Pennsylvania; maar toen we eenmaal op 91 zaten en het weerbericht almaar slechter werd reden we recht naar het zuiden, naar Norwalk, Connecticut, dat aan de zee ligt en waar het een ietsje warmer is, zodat de natte sneeuw-en-ijs als regen naar beneden kwam. Bij WalMart lang ondergoed en warme sokken aangeschaft – de bus is er erg slecht in om zijn mensen warm te houden met die enorme voorruit… Op het parkeerterrein van WalMart overnacht, en om half vijf op weg om voor de ochtendspits New York voorbij te zijn. Dat verliep naar wens. De route ging over Gettysburg, Pennsylvania (bij nichtje Mette langs, plus ook even Joost gezien); Sweetwater, Tennessee, waar her regende maar niet koud meer was; Monroe, Louisiana (heerlijk gegeten bij Catfish Charlie in Shreveport); en Pecos, Texas (gegeten in een heel slecht restaurant). (Ze kunnen niet allemaal goed zijn…). Interessante waarnemingen op deze route: VW en Mercedes hebben hun eigen afslagen op de grote weg in Tennessee, de rustplaatsen in Alabama zijn prachtig, en Pecos is een plaats waar je waarschijnlijk alleen maar voor benzine moet stoppen ;)

Eenmaal in Pecos hebben we een omweg gemaakt via de Carlsbad Caverns, een van de wereld’s grootste grot systemen. We hebben er een hele dag ondergronds doorgebracht, en Henk heeft een paar honderd foto’s gemaakt die verbazend goed zijn uitgevallen. We willen er nog minstens een keer naar toe, want we hebben alleen maar een klein stukje gezien, en dat was zo verbijsterend ongelooflijk! Daarna weer op weg via de Guadalupe Mountains naar Tucson, Arizona, en vervolgens naar Havasu, ook in Arizona, dat is een woestijn oase dankzij de Colorado rivier die daar door een kloof stroomt, en dan een stuwmeertje erachter. Bij een strandje gekampeerd en bij vrienden (Henk’s werk) gegeten. De volgende dag kwamen we aan in Santa Clarita ten noorden van Los Angeles – 9 dagen, 19 staten, ongeveer 5000 km. Ons grote-weg-spelletje, staats-nummerborden verzamelen, leverde er maar 24 op, waarvan er geen enkele canadees of mexicaans was of indianen-natie. Saai.

De winter in Los Angeles was prima. Het is natuurlijk lekker weer, en we hebben intussen goede vrienden bij ons vrijwilligersbaantje bij Destination Imagination; maar vooral hebben we het heerlijk gehad bij Deirdre, Jeff en de kinders. Het grote winterprojekt was een houten pergola achter het huis. Vorige winter hebben we het oude en verrotte schuurtje afgebroken, en in de zomer/herfst hadden Deirdre en Jeff al een stuk tegels gelegd op de lelijke betonnen vloer van het afwezige schuurtje. Daar hebben we nog een beetje bij geholpen. We hebben ook geholpen met de planning van het keuken projekt van volgend jaar – nou ja, niet echt, maar we hadden hier en daar onze mening over en die hebben we herhaaldelijk vrijgevig gedeeld :)

In januari hebben we de kampeerbus verhuisd van Santa Clarita naar Acton, Soledad Canyon, ongeveer 20 km naar het oosten. Het is weer eens wat anders, en bij Santa Clarita zijn ze een viaduct aan het bouwen, plus we mogen niet meer in de droge rivier wandelen aangezien iemand daar een zeldzame salamander heeft gevonden. Acton is een stuk rustiger, een stuk ruimer, en veel meer gelegenheid om in de pure natuur van de droge canyon te wandelen. We hebben geluk gehad met het weer van de winter, veel zon en niet koud, met genoeg regen voor de woestijn om begin maart in bloei uit te barsten. We hebben een heleboel plantjes zien bloeien die we nog nooit eerder hadden gezien, in de canyon en in Antelope Valley Poppy Reserve.

Op 28 maart, twee weken geleden, hebben we bij de Californie staatsfinale van Destination Imagination geholpen, wat in de buurt van L.A. was, en het was zoals gewoonlijk fantastisch. De volgende ochtend begonnen we onze terugreis naar het oosten. Maar deze keer een stuk langzamer! Zondag, dag 1, gingen we lekker vroeg op weg, naar het noorden door de hoge woestijn achter de bergrug waar Los Angeles voor ligt, en kwamen na enige tijd route 5 tegen, de grote westkust noord-zuid route. Hiermee kwamen we langs San Francisco. Even een stukje rte 580 om de stad te vermijden. Dit is zo’n verschrikkelijk slecht wegdek dat mijn Fitbit (stappenteller) dacht dat ik, voorin de kampeerbus, bijna 3500 stappen had genomen ;) Daarna doorgereden naar Cloverdale, wat ten noordwesten van Napa Valley ligt – wijngebied dus, niet meer droog zoals in het zuiden. Cloverdale is een leuk stadje in de heuvels met een schattig riviertje, waar de camping aan ligt. Hier troffen we Deirdre, Jeff, en de kinderen aan, die waren al een dag eerder vertrokken. Hun tent ging voor twee nachtjes naast onze bus.
Dag 2, maandag, na een gezellig ontbijt (Henk en Deirdre in de mini-keuken van de bus) hebben we een rondtocht gemaakt en een park bezocht waar versteende redwood bomen liggen. We hebben al eens eerder versteend hout gezien; deze waren grijzer maar veel, veel groter dan die in Arizona. Blijkbaar waren ze in vulkaanas begraven, vandaar de grijze kleur. We hadden nog een paar extra ideeen in reserve, maar zijn terug gegaan naar de camping om lekker te ontspannen, en Riley, Hailey en Elliot hebben het riviertje verkend – en kletsnat geworden natuurlijk. Brrr. Ze vonden het zelf niet erg, nat worden doen ze erg graag :)

Dag 3, dinsdag 31 maart, stond Eureka op het programma. Dit is in noord Californie, en in het midden van een uitgestrekt stuk kust waar de coastal redwoods groeien – en die groeien alleen daar maar. Het was een half dagje rijden, en we hebben de middag doorgebracht in Humboldt Redwoods State Park, onder de reuzebomen gewandeld, en Henk heeft minstens honderd foto’s genomen, inclusief van de 123 meter hoge gigant die in 1991 om is gevallen, 1900 jaar oud, mensen uit de buurt dachten dat er een treinbotsing was toen hij omviel. De kinderen en Jeff vonden weer een riviertje, en raad eens, ja hoor, er werd weer in het water gespeeld. We hadden met zijn allen nog net genoeg droge kleren om ze in te stoppen tot we de was hadden gedaan…
 


We hebben een nacht in Eureka gekampeerd. Het was flink koud, dus werd het onze “met zijn allen in de bus en afwachten wie er slaapt”-nacht, en zowaar is dat gelukt. De vier grote mensen hebben in de slaapruimte van de bus met een glaasje de volgende paar dagen uit zitten plannen – Henk en ik meer natuur gericht en op weg naar het noorden, en de kinders besloten naar het strand te gaan en daarna vulkaantunnels en zo te gaan zien op weg terug naar L.A.

Zodoende reden Henk en ik op dag 4, woensdag 1 april, naar het Eureka natuurreservaat. De eerste woensdag van de maand, 9 uur ’s morgens, is er een vogelwandeling onder leiding van de plaatselijke vogel expert – we zijn zulke geluksvogels! De lentetrek was in volle gang. Een wouw op jacht, een heleboel eenden die we nog nooit hadden gezien, idem met ganzen en kleine zangvogeltjes, plus een paar nieuwe bloemen om aan te tekenen in het vogelboek en het bloemenboek. Intussen waren de jongelui de getijdepoelen aan het bekijken aan het strand een stukje verderop. We aten samen tussen de middag, en daarna gingen we ieder onze eigen route op, na een heleboel afscheidsknuffels.

’s Middags reden we dus, een beetje eenzaam met alleen maar ons tweetjes, naar via route 101 die hier vlak langs de oceaan loopt, naar de Oregon kustlijn die enorm mooi is. Ergens gestopt waar een beroemde vuurtoren staat, en doorgereden tot de Oregon Duinen in Florence waar we een extra dag hebben doorgebracht. Tussen haakjes, Henk raadt 101 niet aan met een 13,5 meter lange kampeerbus. Er zijn echt veel smalle stukken, scherpe bochten, steil omhoog-en-omlaag, geen uitwijkstrook, met grote rotsen en enorme bomen vlak langs het wegdek die het een inspannend en spannend avontuur maken. Een auto, ja; een bus, niet zo…

Donderdag 2 april hebben we de duinen, het strand, en de pieren van Florence bewandeld. Er stond een fikse bries en de golven waren prachtig, er lag allerlei interessant drijfhout, plus er zwommen zeehondjes rond; het was er leuk maar we waren toch we niet enorm onder de indruk. Ten eerste hadden we meer trekvogels verwacht, maar blijkbaar waren we ze te ver voor, er waren er heel weinig in de duinmeertjes. Daar komt bij dat we van Den Haag komen en zodoende bekend zijn met het begrip duinen. We vonden het dus niet erg toen we de volgende ochtend al weer vertrokken.
Vrijdag 3 april, dag 6: het bergruggetje over getrokken dat langs de kust ligt en via Salem (gelunch’d met een oud-collega van Henk) naar Silverton gereden (oude vrienden, Bob en Gail, en hun twee kinderen die intussen helemaal groot gegroeid zijn). We kwamen om een uur of drie aan, Henk heeft de bus naast hun schuur gezet, en in minder dan geen tijd voelden we ons thuis tussen de 2 honden, 4 poezen, 2 llama’s, en talloze angora konijntjes. Oh ja, en de mensen ook natuurlijk. We hebben paasweekend bij hun doorgebracht en het enorm naar ons zin gehad. We hadden even Pasen over het hoofd gezien, tot een paar dagen geleden, maar Henk vond een leuk kerkje in Silverton op het internet. De pastor kwam ons persoonlijk welkom heten, het is zo’n kleine parochie dat hij iedereen kent – en dus meteen zag dat we nieuw waren ;) . We voelden ons echt welkom.

Maandag 6 april, dag 9, zaten we weer op de weg. Naar het noorden langs Portland, Oregon via dezelfde rte 5, dan naar het oosten op rte 84 door de prachtige Columbia River kloof. Dit is ook een stuk weg dat Henk niet aanbeveelt voor een kampeerbus; deze keer omdat het moeilijk is om een plek te vinden om de bus te parkeren voor foto’s of om een stukje te lopen naar een van de vele prachtige kleine watervalletjes die van de kloofmuur naar beneden kletteren. Na de kloof reden we min of meer dezelfde route als het oude Oregon Trail, waarop in de 1840er jaren veel mensen met huifkarren naar het westen trokken. Route 84 volgt dit Trail en wij dus ook, tot Baker City in de zuidoost punt van de staat. Onderwijl zagen we het groen van de kust alsmaar droger worden. Dinsdagmorgen hebben we een paar uur doorgebracht in een Oregon Trail museumpje, het was koud buiten dus hebben we de (lange en uitstekende) video over de huifkarrentocht bekeken. De beelden van de trekkers bleven de volgende paar dagen iedere keer in gedachten terugkomen. Helaas zag ik er ook een van het plaatselijke paar oehoes met een knal tegen het grote raam vliegen L. Ze zat verward op de grond onder het raam met een vleugel onder een gekke hoek. Gelukkig kon ze een paar minuten later wegvliegen toen een van de werknemers ging kijken of ze iets gebroken had.

Oregon was een nieuwe staat voor ons. Een dag aan de kust, een weekend in het midden, een rit langs de noordgrens, en een bezoek aan een museum –we kunnen Oregon dus meetellen als “er geweest en iets gedaan”!

We vertrokken van Baker City tegen de middag, nog steeds op 84, Idaho in naar Boise (bij oude vrienden van New Hampshire langs). Op dit stuk lag er verse sneeuw in de bergen en was er ruimte in de uitwijkstrook voor vrachtwagens en autos om hun sneeuwkettingen om de banden te doen… hmmm…
De volgende morgen, woensdag 8 april en dag 11, waren we vroeg op weg voor de eerste lange rit van onze tocht naar het oosten. We gingen min of meer langs de zuidgrens van Idaho, zagen ons eerste kuddetje pronghorns, gingen over op route 80, doken toen een stukje noordoost Utah in naar Wyoming toe. Idaho telt mee omdat we er hebben overnacht en mensen hebben bezocht, en wat Utah betreft, daar hebben we al eerder diverse stukken van gezien. Wyoming telt mee omdat we er een dag zijn gebleven om de kampeerbus en de auto andersom in te pakken. Utah en Wyoming tellen ook mee op de lijst van verschrikkelijk naar weer! Woensdag was een droevige dag vol stress met koude regen, bergen met verse sneeuw, een zielige dode kerkuil langs de weg; en eenmaal ten oosten van Ogden, Utah, dat is noordelijk van Salt Lake City, moesten we over diezelfde besneeuwde bergrug heen, dus ja, sneeuw, sneeuw, meer ijskoude regen, meer sneeuw, bah.

Gisteren: vrijdag 10 april, dag 13. We hadden de kampeerbus winterklaar om op te slaan in een paar uur. Ja, winterklaar. Matige vorst ’s nachts, dus het loodgieterswerk kan bevriezen. Het is nog niet lente in Wyoming op het Great Divide Basin Plateau… dit is een plateau 2200 – 2500 m. hoog tussen twee armen van de Rocky Mountains, de zon is warm maar de lucht temparatuur is nog laag. En we laten de kampeerbus hier achter omdat het een prima plek is om in de herfst van te vertrekken als we Yellowstone Park en de Grand Tetons willen bezoeken. En de bus verbrandt een heleboel diesel voor niets als we ermee naar New Hampshire rijden. We zaten dus om half elf weer op route 80 op weg naar Kearney, Nebraska, het eindpunt van de etappe. De hele dag droog en zonnig, hoera. We zagen onze tweede kudde pronghorns, zulke mooie beestjes. We zagen ook een heeboel sneeuwhekken diagonaal langs de weg, met nog flink dikke sneeuwbermen aan de oostkant. Er zijn ook grote hekken die OVER de weg dicht kunnen, met borden die zeggen dat als het licht flikkert, van de grote weg af, want dan sluiten ze het af. Met die hekken. En borden dat je dan niet OP de grote weg mag parkeren om te wachten tot het weer open gaat. Blijkbaar hebben ze geen zin om de sneeuw van de weg af te schuiven, ze wachten gewoon tot de warme zon het weer gesmolten heeft. Sneeuw op de prairie is anders dan sneeuw in New Hampshire…
Tegen etenstijd waren we in Kearney, Nebraska. Er waren een heleboel kinderen in kleine groepjes, met een of twee volwassenen erbij, we vroegen ons af? En ja hoor, vanochtend bleek het het Destination Imagination staatstournament van Nebraska te zijn. We hebben ze veel plezier gewenst en waren om even na 7 uur onderweg naar Chicago.

Ik schrijf nog een blog post, over vandaag tot en met maandag, als we weer thuis zijn. Ik probeer ook nog een keer om fotos  to posten, dat ging vanavond niet.

No comments:

Post a Comment